vrijdag 30 september 2011

Kulturhusen en cultuureducatie

Ga je mee naar Irene? Irene huist in Notter, gelegen op het platteland tussen Wierden en de Huurne, Rectum, Rijssen, Zuna, Noetsele en Nijverdal. Irene is een van de tientallen kulturhusen van Nederland. Het eerste is elf jaar geleden gebouwd in Overijssel. Ondertussen zijn er daar veertig en staan er nog zestig op stapel.

De achterliggende gedachte van kulturhusen is de leefbaarheid in kleine kernen en dorpen te vergroten. De laatste jaren heeft er op het platteland een verschraling van diensten plaatsgevonden en met de bouw van een kulturhus poogt men deze negatieve ontwikkeling te stoppen. De provincies Overijssel, Utrecht en Gelderland kennen inmiddels ook een subsidieregeling voor het opzetten van een kulturhus. De naam kulturhus suggereert dat er cultuur, en wellicht ook cultuureducatie, wordt aangeboden, maar is dat ook zo?

De meeste kulturhusen staan in kleine kernen, zijn zeer verschillend van aard en werken doorgaans onder één dak met meerdere lokale organisaties en welzijnsinstellingen. In de onlangs gepresenteerde KUSA-(kulturhus/samenwerkings)scan onderscheidt onderzoekster Ineke van Enk zelfs vijf verschillende typen, waaronder ook een 'cultureel kulturhus'. In zo'n kulturhus kunnen de lokale instellingen zoals de bibliotheek, een kunstencentrum, de muziekschool, de oudheidskamer of een kunstuitleen de krachten bundelen. Door het samenwonen besparen de kulturhuspartners op beheerskosten, benutten ze elkaars doelgroepen en expertise en bevorderen ze zo de sociale samenhang. Zoals culturele voorzieningen een stad aantrekkelijk maken voor de bewoners, zo heeft de aanwezigheid van een kulturhus een positief effect op de leefbaarheid van kleine kernen.

Dus, inderdaad, een kulturhus kan op het platteland de aanjager zijn van een breed en rijk cultuureducatief aanbod voor jong en oud. In Olst-Wijhe is dat al zo. Daar bevordert de lokale overheid de programmering van het kulturhus op zo’n manier dat de bewoners verzekerd zijn van een aanbod op het gebied van kunst en cultuur. En dat is mooi!

Voor discussie over kulturhusen, zie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Verder lezen:
- Kennisknooppunt Kulturhusen

- Artikel Binnenlands Bestuur over kulturhusen en multifunctionele centra

vrijdag 23 september 2011

'Wat nu kapot wordt gemaakt gaat onherstelbaar verloren'

'Politici, praat met ons!', zo luidt de dramatische oproep in de krant deze week van acht Nederlandse kunstmusea, uit acht verschillende steden. Daarmee wenden ze zich rechtstreeks tot politiek Den Haag om alsnog te praten over de aangekondigde bezuinigingen op kunst waarvan de musea de dupe dreigen te worden. En dinsdag in NRC: 'Geen reactie op advertentie van musea'......

Al tijden wordt de kunstwereld verweten een gesloten elitaire club te zijn. Kunst begrijpen is immers voorbehouden aan ingewijden en experts, zo is de stelling. Joost Swanborn deed er begin augustus nog een schepje bovenop met zijn stuk in NRC over de ‘potsierlijke vaagtaal’ waarin de kunstwereld via zaalteksten en catalogi ‘uitlegt’ wat een kunstwerk goed maakt. Geen wonder dat veel Nederlanders achter de bezuinigingen op kunst staan, zo stelt Swanborn, want ‘Met prietpraat verdedig je het belang van musea niet’. Swanborn raakt een pijnlijk punt, maar geeft geen volledig beeld. Dat musea allang niet meer enkel voor de ingewijde elite zijn, bewijst Over Passie en Professie, een onderzoek naar honderd jaar museumeducatie. Met de komst van begrijpelijke begeleidende teksten, rondleidingen en onderwijsprogramma's worden musea toegankelijker voor niet-ingewijden.

Dat het ook interactief kan, bewijzen drie recente tentoonstellingen met ruimte voor de interpretatie van de toeschouwer. Bezoekers van het Groninger Museum kunnen online ervaringen delen. Bij binnenkomst krijg je een GM Collector, een sleutelhanger waarmee je online informatie kunt verzamelen over favoriete kunstwerken. Ook kun je in één term je eigen interpretatie van een kunstwerk geven. Op de website van het museum kun je op je persoonlijke pagina de werken die je verzameld hebt nog eens bekijken en er meer over lezen. Zeker zo leuk is het om reacties van anderen te lezen.
Afgelopen voorjaar was er in het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (MuHKA) een expositie van Gillick en Weiner. Deze bestond uit één werk: een linoleumvloer met vlakken en teksten. Bezoekers werden uitgenodigd foto's te maken van hun ervaring. Het succes blijkt uit de vele reacties op Flickr en Facebook. Daar staat een lange lijst met foto's van springende, liggende, dansende en figuren makende mensen. En de tentoonstelling eindigde niet in het museum, maar ging verder in de reacties online.
Een collega was onlangs in Tate Modern in Liverpool. Daar waren de reacties van bezoekers zelfs al verwerkt in de tentoonstelling. Op de muur werden denkbeelden en opvattingen geprojecteerd die bezoekers tijdens hun rondgang door de tentoonstelling op een computer noteerden. Kinderen konden reacties achterlaten op een prikbord waarop het museum dan weer reageerde. Favoriet waren overigens de filmpjes waarin een kunstwerk door bezoekers besproken wordt, zoals dit van een Britse schoolklas, geconfronteerd met werk van Dan Flavin.

Deze voorbeelden laten zien dat musea heus niet elitair en gesloten hoeven te zijn. Musea zijn sexy en vormen een avontuurlijk venster op een complexe en kleurrijke wereld. Een confronterend of speels proces van kijken, denken en verwerken leidt tot nieuwe meningen en tot de uitwisseling van kennis. Daarom alleen al moeten musea blijven.

Voor discussie over al dan niet elitaire of interactieve musea, zie ook het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 16 september 2011

Volle kracht vooruit!

Dit jaar wordt voor mij en heel Cultuurnetwerk Nederland bij uitstek een jaar van vooruitkijken. Vanaf nu immers beginnen we met de bouw van een nieuw instituut voor cultuureducatie én amateurkunst. Op 1 januari 2013, precies twaalf jaar na oprichting, maken wij – net als Kunstfactor – plaats voor dit nieuwe kennisinstituut.
Dit omvormingsproces geeft aanleiding tot allerlei gevoelens. Trots op wat bereikt is. Blijdschap over de landelijke aandacht voor cultuureducatie, waardoor wat is opgebouwd een vervolg kan krijgen. En het plezier verder te kunnen onderzoeken hoe de beleidsterreinen cultuureducatie en amateurkunst elkaar kunnen versterken. Natuurlijk is er ook veel onzeker, voor mij en mijn collega's, omdat het nog lang niet helder is hoe dat nieuwe instituut eruit gaat zien en wie er gaan werken. En dat is ook een belangrijk punt. Ik vind het dan mijn taak om te luisteren, te motiveren, inzicht te geven in wat er gebeurt en gebeuren gaat en mee te laten denken om daarmee zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen.

Het budget en de drie hoofdtaken van het nieuwe instituut staan vast: er is 4,76 miljoen beschikbaar voor professionalisering van de educatiefunctie in de cultuursector en deskundigheidsbevordering in de amateurkunst, voor een informatie- en netwerkfunctie, en voor onderzoek en monitoring. Gezamenlijk werken we deze taken voor het nieuwe kennisinstituut uit. Daar kom ik in deze blogs zeker nog op terug.

Op 1 januari 2011 bestond Cultuurnetwerk tien jaar. We hebben de slingers niet opgehangen omdat er dit jaar met alle bezuinigingen weinig te vieren viel. Wel geven die tien jaar aanleiding tot terug- en vooruitblikken. Vandaar onze interviews met deskundigen uit praktijk, beleid en onderzoek van cultuureducatie. En daaruit komt onder meer naar voren dat cultuureducatie in die tien jaar een vanzelfsprekend, integraal onderdeel geworden is van het aanbod van culturele instellingen. Er is een hechtere samenwerking gegroeid tussen scholen en een aantal culturele instellingen en er zijn structurele kennisnetwerken opgebouwd. Ook is er een goede onderzoeksstructuur ontstaan met een onderzoeksconferentie, een leerstoel en masteropleidingen kunst- en cultuureducatie. Van belang dus om te behouden en op voort te bouwen. Om trots op te zijn!

Er zijn ook prikkels, zoals de bevordering van de kwaliteit van cultuuronderwijs, zowel gezien vanuit de school als de culturele instelling. En de verdere uitwerking van een kennis- en onderzoeksagenda cultuureducatie en amateurkunst, zodat we weten op welke kennisvragen we doorwerken. En een verankering van cultuureducatie in het onderwijscurriculum op alle niveaus. Niet toevallig zaken die ook aan bod kwamen op de conferentie 'Wie doet wat?', waarover mijn blog vorige week ging.
Maar genoeg teruggeblikt, we gaan nu met volle kracht vooruit!

Zie ook:
Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013-2016 (afdeling 3.9, pagina 10)
Hoofdlijnenbrief 'Meer dan kwaliteit' (pagina 30-31)
Reactie Cultuurnetwerk Nederland en Kunstfactor

Voor meer reacties op de plannen voor het nieuwe kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst, zie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 9 september 2011

Wie doet wat?

Een felle slagregen, helledonder en bliksem, iedereen doornat en tot op het bot verkleumd. En dat in Heilig Landstichting waar we samen met Kunstfactor twee weken geleden het seizoen startten met de werkconferentie 'Wie doet wat?'. Gelukkig is het die dag nog goed gekomen. Zowel met het weer als met de geestdrift van de deelnemers.

Centraal in de discussie stonden de culturele loopbaan en de actieve en reflectieve cultuurdeelname in de levensloop. Hoe geven kinderen, jongeren en volwassenen vorm aan hun cultuurdeelname? Wat hebben zij daarvoor nodig? Maar ook, wie is daarvoor verantwoordelijk en wie zijn erbij betrokken? Je kon goed merken dat iedereen fris van vakantie terug was. Levendig dacht de zaal na over deze complexe vraag, met veel gelach, stevige uithalen en heldere statements.
We spraken over de verantwoordelijkheden van de overheden ten aanzien van de culturele infrastructuur die nodig is om vorm te kunnen geven aan zo'n loopbaan. Over het belang van goed onderwijs in de kunstvakken en over de kwaliteit van cultuureducatie in en buiten de school. En ook natuurlijk over het toezicht op kerndoelen en eindtermen. Hoe zorg je ervoor dat scholen doen wat ze beloven. Bijna alle scholen hebben hun visie op cultuureducatie immers schriftelijk vastgelegd, met beloftes over het vergroten van kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur, over de deelname aan kunst en cultuur buiten school en over talentontwikkeling.

Welk aspect van de culturele loopbaan we ook bespraken, we waren het erover eens dat een (lokale) culturele infrastructuur hard nodig is, niet alleen voor het onderwijs, maar zeker ook voor het leven na de schooltijd. Toch, vaak blijven we in onze eigen beelden steken. We vroegen Erik Lenselink van NOC*NSF dan ook om te vertellen hoe het er in de sportsector aan toe gaat. Anders dan voor de culturele sector wordt de rijkssubsidie voor de sportsector verhoogd. Zijn advies is: zorg dat de hardware (accommodatie), de content (het aanbod) en de software (begeleiding) in balans zijn en dat de financiering daarvan ook helder is. In de sportwereld zijn de accommodaties voor het merendeel de verantwoordelijkheid van de gemeenten, het aanbod is de verantwoordelijkheid van de sportbonden en de begeleiding is een gedeelde verantwoordelijkheid. Zijn analyse van de doorsnee sportieve loopbaan laat voorts zien waar extra inspanningen nodig zijn: bij het tegengaan van uitstroom van sportdeelname onder jongeren (12-18 jaar), voor een sportief aanbod voor jongvolwassenen dat past in hun drukke bestaan met gezin en carrière in opbouw, en om senioren te verlokken te sporten. Verder mag de basis nog steviger en moet elke basisschoolleerling aan sport doen (dat is nu 87%).

En nu wij! Nu zijn wij aan zet om eensgezind werk te maken van de culturele loopbaan van iedereen. Ieder heeft immers het recht om 'vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap en om te genieten van kunst'. En dat bevorderen wij – nu en straks - graag.

Zie voor reacties ook het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.