vrijdag 4 november 2011

Bepaalt de school de kwaliteit van cultuureducatie?

Maandagmiddag gespreksleider van een discussiebijeenkomst voor genodigde culturele instellingen. Onderwerp was de kwaliteit van cultuureducatie én een kwaliteitskader om die kwaliteit te toetsen. Claudy Oomen – van Oberon - was duidelijk in haar verhaal: 'Meet je kwaliteit om die te verbeteren en gebruik het kwaliteitskader als instrument voor zelfevaluatie'.

De referenten vertelden daarna kort wat zij van het kwaliteitskader vonden. Vanuit haar ervaring als cultureel partner van Amsterdamse scholen accentueerde Karlien Pijnenborg van de Toneelmakerij, het belang van duurzame samenwerking met scholen. Noortje Driessen van de Tilburgse basisschool Bibit hecht aan goede afspraken met culturele instellingen over inhoud en opbrengst. En Teunis IJdens van Cultuurnetwerk Nederland houdt de school verantwoordelijk voor de kwaliteit van een cultuureducatieve activiteit.

Aan de hand van stellingen, stemmingen en op scherm geprojecteerde stemuitslagen discussieerden we, met een kleine vijftig deelnemers, betrokken en gedreven over dit onderwerp. Ter illustratie enkele voorbeelden van de stellingen: 'Een culturele instelling die aan alle indicatoren van het kwaliteitskader voldoet, moet een kwaliteitskeurmerk krijgen'. Of: 'Dit kwaliteitskader moet culturele instellingen dwingen de kwaliteit van cultuureducatie voor het onderwijs te verbeteren.' En als laatste: 'Er had beter een kwaliteitskader cultuureducatie voor het onderwijs ontwikkeld kunnen worden'. U begrijpt dat het meningsverschil dan groot kan zijn. Over één stelling was bijna iedereen het eens: 'Dit kwaliteitskader inspireert culturele instellingen om werk te maken van kwaliteit'.

De monitoren cultuureducatie in het basis- en voortgezet onderwijs concludeerden dat het de goede kant op ging. Er is echter ook kritiek op die kwaliteit. In het Jaarboek 2010 van het Fonds voor Cultuurparticipatie schreef Ton Bevers: hoe kun je de kwaliteit verbeteren als er niet meer lesuren zijn. Als er in het basisonderwijs steeds minder vakleerkrachten zijn. En als de deskundigheid van de groepsleerkracht voor de kunst- en erfgoedvakken niet optimaal is. Dat klopt allemaal, maar aan de andere kant weten we natuurlijk niet hoe het echt met de kwaliteit van het cultuuronderwijs gesteld is, omdat we niet weten wat er in de les zelf gebeurt.

Dat goede cultuureducatie van groot belang is, spreekt voor zich. Dat die kwaliteit het best te beoordelen is door onderwijsprofessionals zelf is minder vanzelfsprekend. Wat mij maandag opviel is dat culturele instellingen vooral de wow-ervaring belangrijk vinden: de vonk die oplicht tussen kunstwerk en leerling, tussen activiteit en lerende. Het is mooi als dat gebeurt, maar ook zonder deze voorwaarde kunnen en moeten leeropbrengsten gerealiseerd worden.

Dat vraagt om een goed gesprek tussen school en instelling, met als uitgangspunt het onderwijs, het onderwijsleerplan en de onderwijspraktijk. Vervolgens komt de vraag of, wat en hoe externe organisaties, zoals culturele instellingen, kunnen bijdragen aan de kwaliteit van cultuureducatie.

Vandaar dan ook dat ik nieuwsgierig ben naar het oordeel van de scholen over dit kwaliteitskader.

Zie voor reacties ook het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

1 opmerking: