vrijdag 29 april 2011

Naar een paradigma shift


'Tijd voor een paradigma shift!' Met deze oproep opende Jaap van Luijk, managing partner BMC Groep, vorige week de CultuureducatieBELEIDdag 2011 in Amersfoort. Bezuinigingen dwingen zowel gemeenten, provincies en rijksoverheid als centra voor de kunsten, theaters en musea anders te gaan denken over infrastructuur, educatieve dienstverlening en ondernemerschap. Aan het eind van de dag blikte Van Luijk terug. Enthousiasme en kwaliteit had hij volop gezien onder de aanwezige beleidsmakers op deze dynamische dag, maar voorbeelden van shifts in cultuureducatiebeleid was hij helaas niet tegengekomen.

Hij bezocht waarschijnlijk niet dezelfde sessie als ik, want ik kwam een opmerkelijke aanpak tegen in een van de middagsessies. De Veenendaalse wethouder cultuur, Hans Bouwmeester, vertelde over zijn idee voor een cultureel rugzakje voor iedereen in zijn gemeente. Wat is begonnen als proefballon in een lokaal cultuurdebat, wil Bouwmeester nu in gemeentelijk beleid omzetten. Elk jaar een cultuurvoucher voor elke Veenendaler, die besteed kan worden bij een culturele instelling naar keuze, zoals bibliotheek, museum, muziekschool, theater of volksuniversiteit. Dat is het idee. De instellingen leveren een deel van hun subsidie in om de vouchers te kunnen bekostigen en zien dat weer terug via de voucherinkomsten. En wat niet benut wordt, gaat terug in de gemeentekas. Met de voucher wil de wethouder meer inwoners stimuleren deel te nemen aan kunst en cultuur en daarmee tegelijkertijd cultureel ondernemerschap stimuleren bij culturele instellingen.
Het voorbeeld uit Veenendaal laat zien hoe cultuurinstellingen uitgedaagd en gestimuleerd kunnen worden hun marktaandeel te vergroten. Toch, Ariane Kop, directeur van het Veenendaalse theater De Lampegiet, is niet zo blij met het voornemen van haar wethouder. Zij bracht in de sessie naar voren dat lang niet al het geld besteed zal worden omdat de voucher bij iedereen – van baby tot hoogbejaarde - in de bus valt. Het ingeleverde subsidiebedrag stroomt dan niet in z’n geheel terug naar de instellingen. Bovendien, ook zonder vouchers haalt haar theater met allerlei theateractiviteiten al veel inkomsten uit de markt, wat niet wegneemt dat er daarnaast hoe dan ook subsidie nodig is voor gebouw en personeel.

Hoe je het ook wendt of keert, merkte Van Luijk terecht op in zijn nabeschouwing, er is gewoon minder geld beschikbaar voor alles wat ooit vanzelfsprekend was. Je moet als bestuurder of beleidsmaker dus iets goeds verzinnen om kunst- en cultuureducatie voor iedereen bereikbaar te houden. Dat is de uitdaging waar we voor staan.

Zie voor reacties ook het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 22 april 2011

Het beste van twee werelden


Afgelopen zondag reikte juryvoorzitter Rutger Pontzen - kunstcriticus van de Volkskrant - het Vierkante Ei 2011 uit aan Mattijn Franssen, beeldend amateurkunstenaar. In totaal hadden meer dan tweeduizend amateurkunstenaars zich aangemeld voor deze prijs - officieel de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs voor Amateurs. In zes kunstmusea werden de werken verzameld en na een voorselectie was het geselecteerde werk een week te zien in het Van Abbemuseum. Dit jaar werd de prijsvraag voor de derde keer georganiseerd door de Volkskrant, NTR-Kunststof en Kunstfactor.

De dag na de uitreiking schreef Rutger Pontzen een artikel in de Volkskrant over het Vierkante Ei waarin hij stelt dat amateurkunst steeds meer aandacht krijgt en aan een succesvolle opmars is begonnen. Als voorbeelden noemt hij de tentoonstelling
Anoniem gekozen, komende zomer in het Gemeentemuseum Den Haag waarop werk van professionals en amateurs door elkaar wordt tentoongesteld, en het plan van reclamebureau KesselsKramer om meer amateurkunstenaars te betrekken bij programmering van musea, podia en andere kunstinstellingen. De tijd is volgens hem rijp voor dit soort ideeën.'Overal rukken amateurs en hobbyisten op.. Denk aan de talloze tv-programma’s waarin een vakbekwame jury op zoek is naar een nieuw topmodel, master chef of musicalster.' De kloof tussen amateurs en professionals is volgens hem al een tijdje kleiner aan het worden, vooral in wat Pontzen de grote wereld noemt. De wereld van kunst en cultuur loopt daarmee niet voorop. Nu de cultuurwereld meer inkomsten nodig heeft, kiest ze echter voor een minder elitaire benadering, aldus Pontzen. Meer ontvankelijk voor de wensen van de 'normale mens'.

De stelling dat amateurkunstenaars aan een succesvolle opmars zijn begonnen,verdient om meerdere redenen nuancering. De vele tv-talentenshows blijven oppervlakkig en gericht op incidenten, commercie en vermaak. Bovendien exposeren musea en andere kunstpodia al jarenlang werk van amateurs, zonder dat die 'grote wereld' dit oppikt. Waar zijn de krantenknipsels en tv-programma's die vertellen wat het publiek of de recensent ervan vond?

Natuurlijk zijn amateurkunstenaars belangrijk voor de cultuurwereld, en omgekeerd. Zij brengen bijvoorbeeld extra geld in het laatje bij podiumkunsten en musea, want zij gaan twee keer meer naar voorstellingen of tentoonstellingen dan niet-kunstbeoefenaars (
SCP 2010; 85). Ook huren amateurkoren of –dansers solisten of professionele orkesten in en komen er bij professionals inkomsten binnen via dans-, muziek- of schildercursussen aan kunstencentra. Amateurs en professionals stimuleren elkaar wederzijds en dat moedigde het Fonds voor Cultuurparticipatie onlangs aan met zijn regeling 'het beste van twee werelden'. Met als doel een meer gelijkwaardige, vanzelfsprekende en duurzame samenwerking tussen professional en amateurkunstenaar. Daar wordt iedereen beter van.

Zie Kunststof TV, uitzending van zondag 17 april 2011, op Uitzending Gemist (vanaf 26'43'')

vrijdag 15 april 2011

Nieuwe media en spelen


Bent u geïnteresseerd in onderzoek? Dan heeft u misschien al gezien wie de keynote spreker is op onze Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie. We kozen dit jaar voor Andrew Burn van de University of London. Andrew is hoogleraar media-educatie en gespecialiseerd in nieuwe media-geletterdheid op school. Een onderwerp dat ook valt binnen het domein van het lectoraat kunsteducatie van onze conferentiepartner van dit jaar, de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU).

Twee van mijn medewerkers zochten Burn op in Londen. Zij namen tevens deel aan de door hem georganiseerde conferentie Children's Playground Games and Songs in the New Media Age over een onderzoeksproject naar de invloed van mediacultuur op kinderspel. Het onderzoek was uitgevoerd op twee schoolpleinen door een ongebruikelijke alliantie van wetenschappers op de terreinen folklore en nieuwe media. Onderdeel van het project is een prachtige website van de British Library waar digitaal materiaal verzameld en ontsloten wordt over de spellen die kinderen op speelplaatsen spelen en de liedjes die ze er zingen. Deels ontworpen en geïllustreerd door de onderzochte kinderen zelf.

Dit wordt echter niet het onderwerp waarover Burn op de onderzoeksconferentie spreekt. In een eerder artikel in Cultuur+Educatie vestigde hij de aandacht op esthetiek en creativiteit in media. En daarmee op de meerwaarde van de verbinding van media-educatie met beeldend onderwijs. Een kritische analyse, gecombineerd met artistieke productie, is volgens Burn essentieel voor het ontwikkelen van media-geletterdheid bij jongeren. Hij illustreert zijn theoretisch model van media-geletterdheid met voorbeelden uit zijn eigen onderwijspraktijk en uit praktijken die hij onderzocht. Samen met zijn collega David Buckingham werkt hij momenteel aan een model van leerprogressie op het gebied van media-educatie. Volgens mij ook zeer interessant voor de Nederlandse media-educatiewereld.

Vanaf 18 april kunt u zich inschrijven voor de vijfde editie van de Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie, die op donderdag 23 juni wordt gehouden. Ik licht alvast een tipje van de sluier op over de andere onderzoeksthema's: de muziekdocent, leesgedrag, het meten van kwaliteit, en overdracht en actuele kunst.

Meer reacties op het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

donderdag 7 april 2011

Cultuurcurriculum 2031

Je kunt je haast niet meer voorstellen hoe een school in 2011 eruitzag. Kinderen kregen onderwijs dat wij nu als ouderwets beschouwen. Het kwam toen veel voor dat een school zijn lessen aanbood zonder al te veel aandacht voor kunst- en cultuurvakken. Leerlingen kregen enig cultuuronderwijs in de vorm van kortlopende projecten, georganiseerd met de toen nog bestaande culturele instellingen door enthousiaste interne cultuurcoördinatoren of door cultuurcoaches: vakleerkrachten ontbraken!
Het voortgezet onderwijs kon nog wel vertrouwen op de kennis en kunde van kunstvakdocenten en wist zich financieel gesteund door de Cultuurkaart-regeling. Het plan van de onderwijsminister voor betere prestaties voorzag echter niet in de kunstvakken als kernvakken. Het kunst- en cultuuronderwijs leek zich steeds opnieuw te moeten bewijzen.

Dat jaar, in 2011, verscheen ook het rapport van de Algemene Rekenkamer over de Cultuurkaart. Die vond het systeem te complex en administratief te ingewikkeld. En ook de besteding in dat eerste jaar van 70% van de beschikbare middelen was maar net aan, aldus de kamer.
Het rapport bleek een beetje mosterd na de maaltijd. Het verscheen namelijk pas een half jaar ná de aankondiging van het kabinet Rutte I om de kaart af te schaffen. En ook na de discussie in de Tweede Kamer over het behoud ervan.

Dat was toen. Na een roerige periode van veel acties van woedende burgers voor het versterken van kunst en cultuur in de school en tegen onderwijsbezuinigingen, is het brede cultuurcurriculum in het gehele onderwijs ingevoerd. Een belangrijke inspiratiebron was het wereldwijd gedragen Charter of Children's Rights to Art and Culture. In achttien artikelen werd vastgelegd welke rechten kinderen op kunst en cultuur hebben. De kern ervan was: doen, beschouwen en overdenken; van breed naar verdiept; en dat alles met professionaliteit, kwaliteit en continuïteit! Niks bijzonders dus…

De eerste generatie jongeren die vanaf de peuterleeftijd deze brede cultuurleerlijn doorliep, studeert nu in het voorjaar 2031 af. Het langlopend onderzoek naar de leerprestaties van deze groep en de effecten van het curriculum hierop is bijna afgerond. Hoopvol is dat de eerste resultaten in het Pisa-onderzoek zeer positief zijn. En het leuke is dat het Nederlandse model nu opnieuw furore maakt in het buitenland, net als in de eerste jaren van deze eeuw. Regelmatig willen leraren en kunstinstellingen weten hoe het werkt. Nederland vaart weer een unieke koers als gidsland.

Reacties hierop ook op Linked In-Netwerk Cultuureducatie.

vrijdag 1 april 2011

How to tango?

Een regelmatig terugkerend thema op het snijvlak van cultuur en school is de afstemming van vraag en aanbod. Ook vorige week tijdens het werkbezoek met staatssecretaris Zijlstra kwam het weer ter sprake: hoe stem je als culturele instelling je aanbod af op de vraag van scholen? Of, zoals Zijlstra het formuleerde: 'Waarin zit het verschil tussen culturele instellingen die scholen inhoudelijk goed bereiken en instellingen die daar minder goed in slagen?' Dat instellingen de input van het onderwijs nodig hebben om vraag en aanbod bij elkaar te krijgen lijkt voor de hand te liggen, ook al kun je niet voor elke school een apart aanbod maken. Maar, zoals de Engelsen zeggen, 'It takes two to tango', dus het is wel nodig dat scholen weten wat hun vraag is. Gelukkig wordt er de laatste jaren hard gewerkt om leerkrachten wat dat betreft mondiger te maken. Zo zijn er inmiddels bijna 4.000 (!) cultuurcoördinatoren getraind in het basisonderwijs, icc'ers, die steeds beter hun vraag weten te formuleren. Vaak nemen ze deel aan netwerken, al dan niet begeleid door adviseurs van lokale of provinciale instellingen. Daarnaast maken veel culturele instellingen gebruik van klankbordgroepen uit het onderwijs of werken er langdurig mee samen in creatieve partnerschappen zoals in de stad en provincie Utrecht. Andere huren zelfs leerlingen in om hun aanbod mee te ontwikkelen, zoals blijkt uit het hoofdartikel in het laatste Bulletin Cultuur&School. Als er geen duidelijke vraag van scholen komt, heb je als instelling goede oren nodig om te horen waar de vraag precies ligt. En natuurlijk een flinke portie creativiteit om vanuit je eigen kracht en het unieke karakter van je aanbod op deze vraag aan te sluiten. Met goed opgeleide educatoren lukt dat meestal wel, maar voor de kleinere aanbieders is dat lastiger. Natuurlijk is er de BIK-opleiding, die individuele kunstenaars leert om samen met groepsleerkrachten kunstprojecten te bedenken en uit te voeren. En zo zijn er ook scholingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld kleinere musea, zoals bij Erfgoed Brabant. Maar het is blijkbaar niet genoeg. Daarom zijn wijzelf bezig met het ontwikkelen van een cursus voor culturele instellingen om hen te leren vooral de kwaliteit van hun aanbod voor het basisonderwijs te versterken. Dat is hard nodig. Want ook al heb je als aanbieder een danspartner uit het onderwijs gevonden, vervolgens rijst de vraag: How to tango?

Volg ook de discussie hierover op Linked In-Netwerk Cultuureducatie.