vrijdag 28 oktober 2011

Cultuureducatieveld in Vlaanderen

Goed nieuws over cultuureducatie uit Vlaanderen; en daar word ik blij van! Terwijl heel België op een regering wacht, timmert Vlaanderen aan zijn cultuur- en cultuureducatiebeleid. Sinds haar aantreden is Joke Schauvliege, minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, met deskundigen uit de culturele sector in gesprek over haar beleid. Via het zogenoemde Cultuurforum 2020 zijn er bijeenkomsten met diverse werkgroepen, waaronder een voor cultuureducatie.

Niet alleen startte Schauvliege dit forum, ook gaf zij vanuit haar beleid opdracht tot de studie 'Veldtekening cultuureducatie'. Toen ik die in handen kreeg, bladerde ik eerst wat, maar begon al snel geboeid te lezen. Het is een degelijke, beschrijvende studie die uitgaat van de vraag: 'welke spelers bieden cultuureducatie aan in een niet-formele context, en hoe doen ze dat?' Vanuit de aanbodkant gaat de publicatie in op een groot aantal onderwerpen, zoals de maatschappelijke voedingsbodem voor cultuureducatie, de groei van cultuureducatief aanbod, de zich ontwikkelende netwerken, de opleiding van leraren, en de op handen zijnde veranderingen van het deeltijdskunstonderwijs (te vergelijken met onze lokaal gesubsidieerde instellingen voor kunsteducatie).

De integrale studie met onderzoeksresultaten, SWOT-analyse, conclusies en aanbevelingen vormt de basis voor een nog te verschijnen beleidskader cultuureducatie van de ministers Joke Schauvliege (cultuur) en Pascal Smet (onderwijs). Het lijkt me dat zij voor scholen snel een oplossing moeten vinden voor de wettelijk vastgestelde 'maximumfactuur': voor het organiseren van activiteiten mogen scholen ouders om een bijdrage vragen. Die bijdrage mag echter niet hoger zijn dan een wettelijk vastgesteld maximumbedrag. Scholen en leerkrachten zijn daardoor terughoudender dan ze zouden willen als het gaat om het organiseren van culturele en educatieve activiteiten.
Wat mij dan positief stemt is de grote aandacht voor cultuureducatie in de cultuur- en jeugdsector en de plaats ervan in het Vlaamse culturele bestel (56,8% van de instellingen werkt daaraan). En ook dat er in de nabije toekomst meer instellingen dan nu al het geval is cultuureducatie willen aanbieden (65,1%). Wel valt me op dat er maar weinig informatie- en expertise-uitwisseling is, ondanks dat negen van de tien instellingen met een cultuureducatief aanbod met elkaar samenwerken.

Veel aanbevelingen die ik lees, zie ik ook terug in de junibrief van Halbe Zijlstra aan de Kamer, zoals aandacht voor het onderwijs, professionalisering van de educatiefunctie van culturele instellingen, uitwisseling van informatie en kennis, en aandacht voor evaluatie en monitoring van de kwaliteit van cultuureducatieve processen. Naast meer geld, een wens van bijna elke sector, wil de cultuursector voorts een expertisenetwerk oprichten om van elkaar te leren. De LinkedIn groep die Cultuurnetwerk Nederland modereert wordt daarbij als voorbeeld aangehaald.

Ik vind het meer dan de moeite waard om het ene beleid eens met het andere te vergelijken. Wat doen wij goed, wat doet Vlaanderen beter en wat kunnen we nog meer van elkaar leren voor een cultuur(educatie)rijke toekomst? Reacties van Nederlandse en Vlaamse zijde zijn welkom!

Zie voor reacties het Netwerk Cultuureducatie op Linked In.

vrijdag 21 oktober 2011

Wat is goede cultuureducatie?

Wanneer is er sprake van goede cultuureducatie? Wanneer kun je zeggen dat cultuureducatie resultaat heeft. En wat is dan dat resultaat? Essentiële vragen voor culturele instellingen met een educatief aanbod.

Hardop denkend lijken cultuureducatieve activiteiten geslaagd als deelnemers er ook wat van leren en dit positief waarderen. Dus vragen culturele instellingen daarnaar bij hun deelnemers. Maar om gefundeerd vast te stellen wat de kwaliteit van cultuureducatie is en hier grip op te krijgen, dat is een stuk complexer. Natuurlijk is dit ook voor de subsidiegever van belang, zoals het ministerie van OCW. Het ministerie vroeg onderzoeksbureau Oberon dan ook na te gaan hoe gesubsidieerde culturele instellingen invulling geven aan cultuureducatieve activiteiten voor scholen en wat de indicatoren zijn voor de kwaliteit daarvan. Op grond van de onderzoeksuitkomsten verdeelde Oberon de indicatoren in drie categorieën: randvoorwaarden die goede cultuureducatie mogelijk maken, inhoudelijke karakteristieken van de activiteiten en tot slot de opbrengsten ervan.

Uit een enquête die Oberon dit jaar hield onder gesubsidieerde culturele instellingen blijkt dat zij voor een deel andere prioriteiten stellen dan Oberon formuleert en ook andere dan bovengenoemde indicatoren bepalend vinden voor de kwaliteit van hun educatieve aanbod. Daarnaast verklaart een aanzienlijk deel van de respondenten dat sommige van de indicatoren niet van toepassing zijn.
Het meest positief zijn de instellingen over de opbrengsten van hun educatieve activiteiten. Passie en plezier teweegbrengen voor kunst en cultuur vinden verreweg de meeste instellingen het belangrijkst. Van de randvoorwaarden beoordelen ze de professionaliteit en inbreng van hun medewerkers het meest positief. Ongeveer de helft van de instellingen beoordeelt de eigen inhoudelijke kwaliteit als goed. Aansluiten bij de doelgroep en het bieden van een podium zien de meeste instellingen als inhoudelijk het belangrijkst.

Werken aan de kwaliteit van eigen educatieve activiteiten is natuurlijk voor alle culturele instellingen van belang. Dit geldt in verhevigde mate voor instellingen in de landelijke basisinfrastructuur, omdat zij in hun subsidieaanvragen voortaan duidelijk moeten maken op welke manier zij binnenschoolse cultuureducatie vormgeven. En volgens staatssecretaris Zijlstra is dat een zwaarwegend beoordelingscriterium. Instellingen moeten zich dan de vraag stellen: doen we de dingen die we doen ook goed?

Dit kwaliteitsvraagstuk staat centraal op de discussiebijeenkomst 'Kwaliteit van cultuureducatie'die Cultuurnetwerk Nederland samen met Kunstfactor binnenkort op verzoek van OCW organiseert voor instellingen in de landelijke basisinfrastructuur. Leidraad daarbij vormt 'Kwaliteitskader cultuureducatie door culturele instellingen' van Oberon dat binnenkort verschijnt.

Natuurlijk kan iedereen die er op 31 oktober niet bij is - hier of op LinkedIn - een waardevolle bijdrage leveren aan de discussie!

Zie voor meer discussie over de kwaliteit van cultuureducatie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 14 oktober 2011

Stekkerkunsteducatie, makkelijker dan je denkt

Na hardware en software, maakte ik eind vorige week kennis met easyware, een vondst van Michiel Koelink, mediakunstenaar en docent. Software en hardware zijn meestal duur, compleet en complex en er rust vaak copyright op de bronnen. Easyware is het tegenovergestelde: het is gratis, makkelijk, onvolledig, en met vrij te gebruiken online bronnen. Het heeft een begrensd aantal functies en je raakt daardoor niet verdwaald in de technologie. Het daagt je uit de beperkte mogelijkheden ervan creatief toe te passen en vooral naar de inhoud van je werk te kijken. En omdat easyware online en gratis is, kan iedereen thuis verder werken aan de opdrachten.

Koelink was vrijdag 7 oktober een van de workshopleiders op het symposium Skills 21 Kunsten over kunstonderwijs en 21ste eeuwse vaardigheden. Het gebruik van media in de school zou volgens hem vanzelfsprekend moeten zijn. En toch besteden de meeste kunstvakdocenten hier weinig of geen tijd aan. Hij wijt dit aan angst onder de docenten. Veel docenten denken dat het gebruik van deze media moeilijk, complex en prijzig is. En dat is heel jammer, want ICT-vaardigheden horen thuis in het 21ste eeuwse onderwijs en dus ook in de kunstvakken. En dat vond niet alleen Koelink, maar ook onze keynotespreker Joke Voogt.

Hoe eenvoudig het easyware-werken is, bleek al snel toen we in de workshop zelf aan de slag gingen. Er bleken verschillende vormen van easyware zoals fotobewerkingsprogramma's, geluids- en videoprogramma's. Wij werkten met de video-editor van YouTube. De opdracht was simpel: zoek in de database van creative commons video's naar beeldmateriaal aan de hand van twee tegengestelde zoektermen. Gebruik vervolgens de editor om dit materiaal zo aan elkaar te monteren dat er een nieuwe betekenis ontstaat in de combinatie van die zoektermen.

En, het klopt: we zijn nauwelijks tijd kwijt geweest aan de techniek. Omdat je met de editor zo weinig kunt, word je gedwongen goed na te denken over wat je wilt verbeelden. De beeldende inhoud van de boodschap stond zo voorop. En dat was pittig, uitdagend en creatief, en tegelijkertijd verslavend. Gelukkig kunnen we thuis verder.

Een goede uitleg over de YouTube editor

Voor discussie over easyware, zie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

vrijdag 7 oktober 2011

Het moet anders: kunstvakken tweede fase voortgezet onderwijs

Alles moet anders, zei OCW. Een tweedeling in examenvakken 'oude' en 'nieuwe' stijl kan niet meer, zei OCW. Het is veel te duur, zei OCW. Kom met een voorstel, zei OCW. Er moet wel een breed draagvlak voor zijn, zei OCW. En denk erom: geen centrale praktijkexamens voor de kunstvakken! Dat was in een notendop de opdracht van het ministerie aan de Verkenningscommissie Kunstvakken in april 2010.
Juli 2011 was het zover. De commissie was eruit. Het zware werk was gedaan en het preadvies klaar voor discussie. Je kon er op reageren door te vertellen wat je sterk vond, waar je twijfels bij had en welke andere opmerkingen je nog had. Op 1 oktober kwamen een kleine veertig mensen bij elkaar om over het advies te praten. Zij waren er speciaal voor uitgenodigd. Het waren deskundigen uit het voortgezet onderwijs en van kunstvakdocentenopleidingen. Plus deskundigen van universitaire docentenopleidingen en kunstvakverenigingen, Cultuurnetwerk Nederland, CITO, SBKV, CJP en SLO.

Kort samengevat stelt de commissie voor vier kunstvakken te blijven onderscheiden: beeldende vormgeving, dans, drama/theater en muziek. Elk kunstvak bestaat uit een praktijkdeel, vaktheorie en 'elementen' uit de cultuurhistorie van de 20ste en 21ste eeuw. Om theorie en praktijk met elkaar te verbinden gaan leerlingen met een centraal thema aan de slag. Dat thema wordt in principe voor drie jaar vastgesteld, geïnspireerd op hedendaagse kunst en cultuur.

De discussie met belanghebbenden en belangstellenden spitst zich toe op de invulling van de vaktheorie, de afbakening van het centrale thema, de reflectie-schrijfopdracht en de negen keer in het advies naar voren komende wens om interdisciplinair samen te werken. Dit laatste is vooral merkwaardig, omdat de commissie tegelijkertijd zegt uit te gaan van die vier kunstvakken. Wat betekent die interdisciplinaire kunstpraktijk dan precies? Waar moeten we aan denken? Aan samenwerkingspraktijken in het Bauhaus, een Gesamtkunstwerk of de schoolmusical? Diepgaand werken vanuit één kunstdiscipline lijkt me al pittig genoeg voor een examenkunstvak.
Bij het begrip 'vaktheorie' wordt in het advies de suggestie gewekt dat de formalistische kunstbeschouwing voorop staat en dat met de kunstgeschiedenis slechts een opsomming van stijlen bedoeld is. Dat zou een onwenselijke verarming zijn vergeleken met de huidige inhoudelijke aandacht voor theorie en praktijk!
En de reflectie-schrijfopdracht wordt een onzinnige extra belasting voor docent en leerling. Natuurlijk, elke leerling moet zich mondeling en schriftelijk kunnen uitdrukken (en het liefst in elk vak), maar moet dit in het examen getoetst worden? Wat je aan de ene kant als belasting weghaalt wordt aan de andere kant nieuw ingevoerd!

Ik heb respect voor het werk van de commissieleden. Van hen worden nu beslissingen verwacht die voldoende draagvlak hebben voor veranderingen. Mocht dit niet lukken dan neemt OCW misschien weer de kans het zelf te beslissen, geen of weinig rekening houdend met welk draagvlak dan ook.

Reacties op het preadvies.

Voor discussie over interdisicplinair werken bij eindexamen kunstvakken, zie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.