vrijdag 16 november 2012

Goed gesprek over kwaliteit van cultuureducatie

Het was lekker druk in de Marnixzaal van het UCK. Het programma was er ook naar. De Raad voor Cultuur was er, en de Onderwijsraad. En ook de cultuurwethouder van Amsterdam en de directeur-generaal van OCW. Dat maakt sowieso nieuwsgierig. Het begon met Joop Daalmeijer en Thea Meijer, die hun gezamenlijk advies toelichtten over cultuureducatie in de basisschool. Daarna sprak Carolien Gehrels over haar cultuureducatie-aanpak in de hoofdstad. Marjan Hammersma sloot af met de reactie van OCW op het advies van beide raden. En geloof me, iedereen wil graag van cultuureducatie in de basisschool een succes maken.

Volgens beide raden hoort cultuureducatie thuis in het hart van het onderwijs: daar wordt immers het fundament gelegd voor de culturele ontwikkeling van kinderen. Vervolgens doen de raden drie stevige uitspraken over de kwaliteit van cultuureducatie: geef scholen meer grip op de inhoud met een referentiekader; bevorder de deskundigheid in de school van zowel aankomende als zittende leraren; en stel de culturele infrastructuur in dienst van de school: werk als school vraaggericht.

In drie groepen werd daarna gediscussieerd over wat deze drie aanbevelingen concreet inhouden en welke acties dit van diverse betrokken partijen vraagt. Mijn groep was gevarieerd met bestuurders, schoolleiders, cultuurcoaches, lerarenopleiders van pabo en kunstvakonderwijs, educatiemedewerkers van culturele instellingen en de PO-Raad. Ons onderwerp was de deskundigheid van de leerkracht.

Het was een goed gesprek over wat wij nodig vonden om deskundig genoemd te worden: vakkennis, vaardigheden, organisatievermogen en natuurlijk een positieve attitude. Over wat de schoolleiding moet bieden aan ondersteuning, zoals tijd en geld. Over het schoolbestuur dat in beleid ruimte geeft om cultuureducatie met kwaliteit te realiseren. Over scholing door lerarenopleidingen en culturele instellingen door middel van teach de teacher-programma's, specifiek samengestelde nascholingsprogramma's, training on the job en gewoon als leerkracht meedoen aan een cultureel programma van een instelling.

Kritische kanttekeningen waren er voor provincies en gemeenten die het soms onmogelijk maken om de deskundigheid van de leerkracht te versterken. Provinciaal worden culturele instellingen hier en daar immers wegbezuinigd en ook gemeenten verminderen hun budgetten voor kunst en cultuur.

De algemene opvatting was dat we de kwaliteit van cultuureducatie sámen moeten verbeteren. Dat we het niet alleen van de leerkracht moeten laten afhangen. Die is vaak al minder goed voor de kunstvakken toegerust en bovendien zwaar belast door alle andere taken die hij in de school heeft. En, laat de leerkracht zelf kunst en cultuur ervaren en leren kennen, dan komt het goed.

Voor meer discussie over hoe we sámen de kwaliteit van cultuureducatie kunnen verbeteren, zie het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten