vrijdag 3 juni 2011

Cultureel ondernemerschap: een antwoord op bezuinigingen?


Zodra er bezuinigd wordt op cultuur, komt als antwoord daarop de door staatssecretaris Van der Ploeg geïntroduceerde term 'cultureel ondernemerschap' bovendrijven. Ook nu weer in het advies van de Raad voor Cultuur: ondernemerschap en eigen inkomsten als een beoordelingscriterium om in de nieuwe basisinfrastructuur te worden opgenomen.

Maar wat is cultureel ondernemerschap? Het raadsadvies blijft vaag. Hoe culturele instellingen eigen inkomsten moeten verwerven, en hoe dit ondernemerschap zich verhoudt tot de artistieke en sociaal-maatschappelijke taken van de instellingen, komt daarin nauwelijks aan bod. Meer dan tien jaar geleden was cultureel ondernemerschap voor Van der Ploeg een 'open, actieve, publieksgerichte en ondernemende houding', die nodig was om het publieksbereik en de maatschappelijke relevantie te vergroten. En ook Van der Ploeg werd toentertijd verweten hiermee vooral bezuinigingen op het oog te hebben.

Veel lokale instellingen voor kunsteducatie hebben te maken met bezuinigingen. Gemeenten korten de subsidies en verwachten dat instellingen deze financiële tegenslag met cultureel ondernemerschap opvangen. Immers, zo is de redenering, als particuliere kunstdocenten zonder subsidie lessen kunnen geven, waarom zou je centra voor de kunsten dan subsidiëren?

Onlangs hoorde ik Marc Jacobs, de nieuwe directeur van de Bossche Muzerije, op een conferentie van het Fonds voor Cultuurparticipatie. 'Wat doet het ertoe of ik cultureel ondernemer ben?' zei Jacobs. Hij werkt voor een professionele instelling die zich nadrukkelijk positioneert naast particuliere aanbieders. In plaats van zich te profileren als de vierentwintigste aanbieder van pianolessen, richt Jacobs zich op kunstvormen die bij particuliere docenten minder aan bod komen, zoals samenspelvormen en producties die particulieren niet makkelijk kunnen realiseren, en kunsteducatie in het onderwijs. Juist daarom vind ik Jacobs een cultureel ondernemer: hij combineert maatschappelijke taakstellingen met een zakelijke opstelling. Zo bezien, is cultureel ondernemerschap meer dan een antwoord op bezuinigingen: instellingen kunnen hun ideële missie en maatschappelijke taakstelling op een bedrijfsmatige manier invullen met een verantwoorde besteding van publieke middelen.
Om cultureel ondernemerschap aan te moedigen, moeten gemeenten bij de verdeling van subsidies niet alleen kijken naar het aantal cursisten van een instelling voor kunsteducatie, zoals nu nog wel gebeurt, maar ook naar de manier waarop zij hun maatschappelijke taak invullen. En daar hoort dan ook een verruiming bij van mogelijkheden om reserves op te bouwen, zelf het gebouw te exploiteren of commerciële nevenactiviteiten te ondernemen.

Een goed uitgangspunt voor gemeenten en instellingen die hierover samen in gesprek willen gaan is het rapport van Noordman en Stoelhorst uit 2007 over cultureel ondernemerschap bij centra voor de kunsten.

Zie voor reacties ook de discussie over cultureel ondernemerschap op het Netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten